Martin Kat is sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw actief als psychiater, gespecialiseerd in ouderen. Hij heeft in die tijd veel zien veranderen. ‘Toen ik mij destijds specialiseerde in de ouderenpsychiatrie en psychotherapie was er weinig aandacht voor deze doelgroep. Want wat kon je nu met ouderen? Ze werden toch dement, of gingen gauw dood. Inmiddels weten we dat de ene oudere de andere niet is. Ik ken ze van 50 die helemaal psychisch uitgeblust zijn, en van 100 die nog vol in het leven staan.’
Kat kreeg een gedegen opleiding in een vooruitstrevend instituut, de Valeriuskliniek in Amsterdam. ‘We werden én geschoold in de neurodegeneratieve hersenziekten zoals dementie, én in de verschillende vormen van psychotherapie. Het was in die tijd een ontdekking dat je met psychotherapie ook ouderen heel goed kon behandelen’. Kat was daarna o.a. initiatiefnemer en redacteur van het eerste Handboek Ouderenpsychiatrie (1997).
Vroegdiagnostiek
Kat heeft altijd affiniteit gehad met de vroegdiagnostiek van dementieziekten. Zo ontdekte hij dat de vroegste stadia van dementie met psychische veranderingen beginnen, vaak nog vóórdat er geheugen- en andere cognitieve problemen aanwezig zijn. Apathie, angsten, emotionele en relatieproblemen en depressiviteit kunnen allemaal eerste tekenen zijn. Uit onderzoek blijkt ook dat 90 procent van de dementiepatiënten ook psychiatrische symptomen vertoont.
In een voordracht die ook te zien is op zijn site (www.psykat.nl) noemt Kat het voorbeeld van een man van 78 die altijd heel actief was, maar opeens niet meer van de bank te krijgen lijkt en niets meer wil ondernemen. Hij en zijn vrouw belanden bij een psychotherapeute voor relatiebehandeling, maar daar komen ze niet veel verder. Hij krijgt ook nog via de huisarts antidepressiva voorgeschreven, en een paar weken later vliegt hij in een impuls zijn vrouw naar de keel.
Uiteindelijk bleek er sprake van een heel vroeg stadium van dementie, en was de apathie het eerste symptoom.
‘Het boeiende blijft dat je telkens weer heel goed onderscheid moet maken bij ouderen,’ zegt Kat. ‘Is er sprake van psychische veranderingen die passen bij een psychiatrische aandoening of bij het “gewone” ouder worden, of gaat het om een vroeg stadium van dementie?’ Kat schreef hierover recent het boek Ouderenpsychiatrie: de Praktijk. Het wordt inmiddels in vele opleidingen (voor verpleegkundigen, verzorgenden, psychologen en (tand)artsen), gebruikt als leerboekje. Hij hoort regelmatig terug dat men het prettig leesbaar vindt, omdat er veel gevalsbeschrijvingen in voorkomen.
Scholing
In de ogen van Kat hebben hulpverleners een belangrijke rol bij vroegdiagnostiek van psychiatrische problematiek en de herkenning ervan. Meer scholing is nodig, want ook hier geldt: wat je niet kent, herken je niet, en hoe eerder je erbij bent, hoe beter.
Kat krijgt van jonge hulpverleners regelmatig de vraag: is het nu dementie of psychiatrie? ‘Merkwaardig dat dit soort of-of denken zo overheerst momenteel,’ zegt hij. ‘Alsof dementiepatiënten niet ook psychisch in de problemen kunnen komen of psychotische angsten kunnen doormaken. Of omgekeerd, alsof iemand met een depressie niet ook geheugenklachten kan ontwikkelen. Zeker bij ouderen laat de problematiek zich niet in hokjes duwen. Het leidt bovendien tot onvolwaardige diagnostiek en behandeling’. Er valt, kortom, nog veel te verbeteren op het gebied van ouderenpsychiatrie, dat nog een relatief jong vak is.
Inventariseren
De laatste tien jaar werkt Kat bij het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE). Hij trekt daar regelmatig op met teams rond ouderen met ernstige psychiatrische problematiek, en deed onderzoek naar verschillende meetinstrumenten om psychiatrische symptomen bij ouderen te inventariseren. Zo werkt hij binnen het CCE veel met de NPI en de NPI-Q om domeinen als wanen, hallucinaties, agressie, depressie en apathie bij complexe problematiek in kaart te brengen. ‘Het is zo leuk om te zien hoe teams, na wat drempelvrees, steeds meer geïnteresseerd raken om hiermee te werken,’ aldus Kat. ‘Ook omdat ze positieve resultaten zien.’
Het meest recente meetinstrument is de MBI-C, een screeningslijstje om al vroeg gedrags- en psychiatrische veranderingen te kunnen scoren. ‘Voor de eerste screening van dementieziekten was er al de MMSE,’ verklaart Kat. ‘Deze was vooral bedoeld om de eerste tekenen van Alzheimer op te sporen. Het instrument ging eigenlijk voornamelijk over geheugenproblematiek. De MBI-C is juist bedoeld om de eerste gedragsveranderingen van deze aandoening of andere psychische stoornissen vast te leggen. MBI-C is een oorspronkelijk Canadees instrument, dat we samen met het Alzheimercentrum Amsterdam voor de Nederlandse situatie bruikbaar hebben gemaakt.’
Kat hoopt dat zijn adagium ‘turning research into practice’ ook met dit nieuwe instrument in vervulling zal gaan. ‘Het zou mooi zijn als we ook voor de psychisch kwetsbare oudere op deze manier meer kunnen betekenen.’